Inzetbaarheidsbevorderende maatregelen binnenkort toepasbaar
Binnenkort volgt er een hervorming van het systeem. Dit gaat dan vooral over de waarde van de maatregelen, de financiering ervan en de procedure voor de terugbetaling van de door de werknemer gevolgde maatregelen.
Werknemers zijn sinds 1 januari 2023 verplicht om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen bij ontslag met een opzegging van tenminste 30 weken.
Concreet wordt een deel van de opzeggingstermijn van tenminste 30 weken omgezet in een pakket maatregelen om de werknemers beter op te leiden en hun kansen op een baan te vergroten.
De inzetbaarheidsbevorderende maatregelen werden gefinancierd met de patronale bijdragen die de werkgever gedurende deze laatste periode verschuldigd is. De RSZ zal deze bijdragen doorstorten aan de RVA.
Het bleek in de praktijk moeilijk om deze begeleidende maatregelen uit te voeren. Men wil hier nu verandering in brengen d.m.v. een hervorming.
De waarde van de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen zal worden gewijzigd en zal niet langer overeenstemmen met het bedrag van de werkgeversbijdragen op het tweede deel van de opzeggingstermijn, maar uit een eenmalig budget bestaan.
Werknemers die met een opzegging van tenminste 30 weken worden ontslagen zullen recht hebben op inzetbaarheidsbevorderende maatregelen voor een eenmalig forfaitair budget van 1.800 EUR.
Deze maatregelen worden niet langer door de werkgever gefinancierd, maar door de RSZ en de RVA, en de procedure van terugbetaling door de RVA van de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen die de werknemer heeft gevolgd, krijgt eindelijk een wettelijke basis.
De hervorming verandert echter niets aan de toepassingsvoorwaarden of de werking van de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen.
De inzetbaarheidsbevorderende maatregelen zijn alleen van toepassing bij ontslag door de werkgever met presteren van een opzeggingstermijn of betaling van een ontslagvergoeding van tenminste 30 weken.
Een deel van de opzeggingstermijn van tenminste 30 weken wordt omgezet in een pakket maatregelen om de inzetbaarheid te vergroten.
De opzeggingstermijn wordt dus opgesplitst in 2 delen:
1. Het eerste deel van de opzeggingstermijn stemt overeen met 2/3 van de opzeggingstermijn met een minimum van 26 weken of met de opzeggingsvergoeding die gelijk is aan het lopend loon dat overeenstemt met 2/3 van de duur van de opzeggingstermijn.
2. Het tweede deel stemt overeen met de opzeggingstermijn die gelijk is aan de resterende opzeggingstermijn of met de opzeggingsvergoeding die overeenstemt met de resterende opzeggingstermijn.
De werknemer heeft het recht om vanaf het begin van de opzegtermijn afwezig te zijn van het werk met behoud van loon om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen.
Bij ontslag met betaling van een opzeggingsvergoeding moet de werknemer zich beschikbaar stellen om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen. Deze verplichting eindigt zodra de werknemer een nieuwe beroepsactiviteit uitoefent.
Bron:
Dit artikel is gebaseerd op twee ontwerp-KB's die, nadat het amendement werd goedgekeurd door de Kamer van volksvertegenwoordigers, ter advies worden voorgelegd aan de Raad van State.