De werknemer geniet van een belastingvermindering wegens het presteren van overuren (art.154bis WIB 92). Deze vermindering komt overeen met een percentage van de som van de bedragen die als grondslag dienen voor de berekening van de toeslag voor de overuren die de werknemer tijdens het belastbare tijdperk gepresteerd heeft.
De belastingvermindering is gelijk aan:
* 66,81% voor een gewerkt uur waarop een toeslag van 20% verschuldigd is;
* 57,75% voor een gewerkt uur waarop een toeslag van 50 of 100% verschuldigd is.
De berekeningsgrondslag bestaat uitsluitend uit het bruto basisloon, vóór aftrek van de sociale bijdragen en de toeslag. De belastingvermindering is, met uitzondering van de horeca-en bouwsector (waar de grens hoger ligt), beperkt tot 130 overuren per belastbaar tijdperk.
Daarnaast is er voor de werkgever ook een belastingvoordeel dat bestaat uit een vrijstelling van doorstorting van een gedeelte van de bedrijfsvoorheffing (art. 275/1 WIB92).
Het percentage van de vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing bedraagt:
* 32,19% voor een gewerkt uur waarop een toeslag van 20% verschuldigd is;
* 41,25% voor een gewerkt uur waarop een toeslag van 50 of 100% verschuldigd is.
De berekeningsgrondslag van de vrijstelling bestaat uit het brutobedrag van de bezoldigingen die als berekeningsgrondslag gediend hebben om de toeslag te bepalen.
Behalve in de horeca- en bouwsector moet de vrijstelling beperkt blijven tot 130 overuren.
In een recente wet werd er beslist om de grens van 130 uren op te trekken tot 180 uren. Deze tijdelijke verhoging is van toepassing voor de bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 voor wat de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor de werkgevers betreft en voor de aanslagjaren 2020 en 2021 voor wat de belastingvermindering voor de werknemers betreft.
Tegen 30 juni 2020 zullen de effecten van deze tijdelijke verhoging geëvalueerd worden. Bij een positieve evaluatie kan de maatregel in een permanente maatregel omgezet worden.